Kernwaarden

Van drie principes naar vijf kernwaarden.

 

De Nederlandse daltonidentiteit is altijd gestoeld geweest op drie principes. Onderwijs en dus ook daltononderwijs is constant in ontwikkeling. De veranderingen op het gebied van ontwikkelingspsychologie en didactische en maatschappelijke inzichten hebben in 2012 geleid tot een kritische bezinning op de daltonuitgangspunten. Hieruit zijn vijf nieuwe kernwaarden ontwikkeld, die hieronder kort beschreven staan.

De Nederlandse daltonidentiteit is altijd gestoeld geweest op de hiervoor genoemde drie principes. Onderwijs en dus ook daltononderwijs is constant in ontwikkeling. De veranderingen op het gebied van ontwikkelingspsychologie en didactische en maatschappelijke inzichten hebben in 2012 geleid tot een kritische bezinning op de daltonuitgangspunten.

Hieruit zijn de vijf nieuwe kernwaarden ontwikkeld.

          

Samenwerking:                                                               

Op een daltonschool wordt op een natuurlijke en gestructureerde wijze samen geleefd en gewerkt. Een daltonschool is ook een leeromgeving waar leerlingen en leerkrachten iets van en met elkaar leren. Doordat leerlingen samen met leerkrachten en medeleerlingen aan hun takenkaart werken, leren zij met elkaar om te gaan en leren zij dat zij elkaar kunnen helpen. Het verwerven van kennis en vaardigheden in samenwerking met anderen kan het leren vergemakkelijken. Leerlingen leren dat er verschillen bestaan tussen mensen. Ze leren naar elkaar te luisteren en respect te hebben voor elkaar.

 

Vrijheid en verantwoordelijkheid:                                                               

Vrijheid is noodzakelijk om eigen keuzes te kunnen maken en eigen wegen te vinden. Vrijheid in het daltononderwijs is de gelegenheid krijgen om het taakwerk zelf te organiseren. De opgegeven leerstof en de eisen die daaraan worden gesteld, de tijdslimiet, de werkafspraken en de schoolregels vormen de grenzen waarbinnen de leerlingen hun vrijheid leren gebruiken. Een leerling leert verantwoordelijkheid voor zichzelf en zijn omgeving te dragen, als zijn omgeving hem daarvoor de ruimte en mogelijkheden biedt. Door leerlingen meer vrijheid te bieden kunnen zij eigen keuzes maken en een actieve leerhouding ontwikkelen.

Maar vrijheid betekent niet dat alles zomaar kan en mag. Het is een taak van de leerkracht om iedere leerling een structuur te bieden om vrijheid binnen grenzen te leren hanteren. Leerlingen krijgen de ruimte om te ontdekken en te experimenteren, maar worden tegelijk ook geconfronteerd met de relatie tussen wat ze doen en wat dat oplevert. Dat is voor leerlingen een geleidelijk leerproces, waarin zelfkennis en zelfinschatting een grote rol spelen.

 

Zelfstandigheid:                                                                    

Zelfstandig leren en werken op een daltonschool is actief leren en werken. Een leerling wil doelgericht werken aan een taak of opdracht en is in staat om tijdens dit leerproces hulp te zoeken indien noodzakelijk. Deze manier van werken stimuleert het probleemoplossend denken van leerlingen. De keuzevrijheid dwingt een leerlingen tot het nemen van zelfstandige beslissingen die voor hem effectief en verantwoord zijn.

 

Effectiviteit:                                                                   

Het daltononderwijs is gericht op een effectieve inzet van tijd, menskracht en middelen. Wij willen omwille van de efficiency leerlingen juist verantwoordelijkheid in handen geven.  Als leerlingen een taak krijgen, waar zij verantwoordelijkheid voor dragen en die ze in vrijheid zelf plannen en uitvoeren, dan wordt het onderwijs veel effectiever dan het stilzit- en luisteronderwijs. Kinderen leren zelf verantwoordelijkheid dragen voor het schoolwerk, hun eigen werk. Vanzelfsprekend is de leerkracht verantwoordelijk om hen gedurende dit proces te leiden.

 

Reflectie:                                                                   

Reflexiviteit, nadenken over je eigen gedrag en je eigen werk, is bij ons op school belangrijk. Leerlingen maken tijdens hun planning, aan het begin van de week, een inschatting van de moeilijkheidsgraad en de tijd van de opdrachten. Achteraf wordt hierover ook een feitelijke beoordeling gegeven en worden in reflectiegesprekjes met de leerkracht de inschattingen vooraf en de feitelijke beoordelingen achteraf met elkaar vergeleken. (In zulke gesprekjes kan er dan bijvoorbeeld aandacht geschonken worden aan het feit waarom een kind steeds de rekenopgaven in de weektaak vooraf moeilijker inschat dan ze (achteraf) blijken te zijn).